66 - The code of embouchure
Hoofdstuk 66 - Paragraaf 2
66. The code of embouchure

66.2 Tongue etc.

Brass playing is een uitermate gecompliceerde activiteit.

Talloze fysieke en psychische elementen komen tegelijk aan de orde.

Gemakshalve stellen wij 2 hoofdelementen op de voorgrond, te weten hoog (hoger) blazen en laag (lager) blazen.


Ill.82. Je ziet in geel een stukje van de onderkaak met het kaakgewricht van opzij. In het kaakgewricht zit een stukje kraakbeen, zoals ongeveer in het kniegewricht, die kleine discus zorgt dat het gewricht soepel kan bewegen: open/dicht/naar voren schuiven/naar achteren en zijwaarts links en rechts.

Bij laag spelen gaat de onderkaak (L)verder open dan bij hoog spelen(H)

Bij L kantelt de onderkaak enigszins achterover. Hoe lager je wilt spelen hoe meer de onderkaak naar voren komt. Er moet veel lucht door onder een lage druk. Ook qua resonantie in de mondkeelholte is de wijdte van de opening belangrijk.

Bij hoog spelen is de kaakopening kleiner, en bij extreem hoog spelen zeer klein.


TONG

De tongfunctie:
Bij laag spel trekt de tongpunt zich terug en trekt de tongrug zich ook terug en ontstaat er een tongheuvel. De lucht passeert langzamer door de mondkeelopening en lipspleet.

Bij hoog spel komt de punt juist naar voren en de tong ligt platter en is ook sterker aangespannen. Deels is dat om een grotere luchtsnelheid te krijgen. Per octaaf gaat de luchtstroom 2 x zo snel.

Dus van laag naar hoog spel treedt er een belangrijke vormverandering en spanning op van de tongspier


Lipopening:

Bij laag spel veel wijder om eerder genoemde redenen.

Bij hoog spel is er een veel nauwere lipopening.


Klank:


De klank in brassplaying wordt veroorzaakt door de luchtdrukverschillen die achter de tanden optreden.


Lippen:

De lippen zijn bij laag spel dikker en minder gespannen en de uiterste lipflappen worden iets naar buiten gekruld in tegenstelling tot de lippen bij hoog spel. Daar zijn ze dunner en sterker gespannen terwijl de lipflaptoppen iets naar binnen worden gekruld. Hoe hoger hoe kleiner de opening

Er zijn onderzoekers die zeggen dat de lippen 442 x per seconde heen en weer trillen bij een a1.Reken je dat dan door dan kom je bij een a4 en zelfs 5 op abnormale hoge trillingsaantallen zoals bij a2 884, a3 1768 etc etc.

Wij denken dat de lipflappen weliswaar trillen maar niet nodig zijn bij het veroorzaken van het typische brass geluid. Arthur Benade toonde dat aan met zijn water trumpet en ook met de condensator microfoon(zie Code of Embouchure op 66.1 )De lippen moeten dermate gespannen zijn dat er wel een opening is om de lucht te kanaliseren maar de opening is bij elke klankwijziging verschillend groot. De lipflappen hebben zeker invloed op de toonvorming maar dan meer op het timbre. Geen enkele blazer heeft dezelfde toon.

Wel is er een lineair verband tussen de lipopening en de hogere of lagere stemming en dat heeft te maken met

Dikte van de lippen..hoe lager het spel hoe dikker de lippen en hoe hoger hoe dunner en strakker gespannen. Elke klankverandering geeft een ander en eigen lipgedrag te zien.


Click on the picture to enlarge it



Lengte van de lippen(trillende lipflappen)..hoe lager de toon hoe langer de trillende lipflapdelen en omgekeerd

Spanning van de samentrekking (contractie) van de mondkringspier (én de omringende spieren):….Hoe hoger je blaast hoe meer spanning, dus hoe groter de samentrekking, waardoor de lipopening kleiner wordt.

De liptoppen krullen zich bij extreem hoog spel meer naar binnen en bij lager spelen meer naar buiten.



Grootte der lipopening:


Hoe lager je speelt hoe meer lucht er door moet met lagere snelheid

Hoe hoger je speelt hoe kleiner het lippengat hoe sterker de luchtstraal maar een kleinere hoeveelheid.

Vergelijk de tuinslang : met je vinger grotendeels de opening afsluitend, hoe verder je kun spuiten met een krachtige dunne straal en omgekeerd. Het Edge tone principe van Richardson is verantwoordelijk voor de sterke werveling over de tanden en over de lippen. Hoe strakker de lippen , hoe meer effect het Edge Tone principe heeft.

Mondstuk:…het mondstuk is een hulpmiddel waarin bepaald wordt hoe de werveling van de lucht plaats vindt binnen de ketel en hoe snel de lucht door de boring geperst kan worden. De samenhang tussen mondstukwijdte/ketel , de diepte ervan en de overgang naar de mondstukboring is onlosmakelijk verbonden aan de eerder genoemde onderdelen en hun functie.

Dat geldt ook voor de backbore van het mondstuk. Hoe wijder de backbore hoe meer aanzuigende werking op de luchtstroom(bolletjes). Het Bernouilli effect speelt een rol in het venturimechanisme. Daarvan is sprake direct achter de mondstukboring en bij de meeste brasses in het begin van de leadpipe. Een vernauwing aldaar leidt tot een grote versnelling van de luchtstroom in de leadpipe ná de vernauwing. Sommige fabrikanten gingen zelf zover dat men de aanvang van de leadpipe verdeelde in 7 verschillende compartimenten om het venturieffect optimaal te benutten.



Het gebit:
de implantatiehoek van de snijtanden heeft grote invloed op de klankvorming. Plak maar eens een stukje kauwgum achter je snijtanden en je zult een heel andere toon en klank horen. Het gebit is verder van belang voor de steunfunctie van de mondstukring: “Anchorpoints”.


Mondbodem:


Bij laag spel staat de mondbodem (mondbodem-en tongbeenspieren) lager en is de kin wat ronder

Keelopening: het dak van de mond bestaat uit het harde verhemelte (ongeveer tot aan de groen pijltjes) Dit kan niet worden bewogen. Platter worden van de mondopening vindt plaats door het kaakgewricht en onderkaak plus de tong. Zij bepalen dus , samen met de lipopening, hoe snel de luchtbolletjes naar buiten worden gejaagd. Meer naar achteren is er het zachte verhemelte en dat bestaat eigenlijk louter uit spieren.

Het ‘zachte’ dak bestaat uit 2 soorten spieren: één groep kan het zachte verhemelte hard aanspannen en dus afplatten..nodig voor hoog en ook hard spel. De andere groep heb je nodig om een koepel te maken van je keelholte, meer geschikt voor laag spel. Zie ook hoofdstuk acoustiek 15.


66.2 Tongue etc.