29 - Pseudoradiculaire klachten
Hoofdstuk 29 - Paragraaf 3
29. Pseudoradiculaire klachten

29.3 M.F. pijnsyndromen

PSEUDORADICULAIRE PIJN SYNDROMEN MFTS ( MYOFASCIALE KLACHTEN ZOALS O.A.PIJN EN BEWEGINGSBEPERKINGEN)

Info voor therapeuten, artsen, acupuncturisten, manueel therapeuten, chiropractoren, osteopaten, fysiotherapeuten en allen uit beroepsgroepen die aan uitwendige geneeswijzen doen.

HOOFD- NEK.

De meeste spieren in deze regio geven pijn en bewegingsbeperkingen vanuit de nek naar het hoofd. Veelvuldig in beeld komen

Mm.scaleni, sternocleidomastoïdeus- met uitstraling over de mediaanlijn, platysma, levator scapulae en trapezius alle drie de delen. Het platysma kan de extensie van het hoofd remmen, vooral met gesloten kaak, in rugliging uit te voeren.

De MFTEP’s van de aanhechtingen het achterhoofd veroorzaken dikwijls rotatie – en flexiebeperkingen. Ook de bewegingen tussen C1 en C2 zijn dikwijls geblokkeerd evenals die van het atlanto-occipitaalgewricht. Het komt zelden voor dat er slechts 1 MFTS is, meestal zijn er meerdere spieren bij betrokken. Bovendien zijn het altijd bewegingsfuncties die gestoord zijn, dus waarbij meerdere en soms vele spieren bij zijn betrokken. MFTEP’s aan de rand van het Os mastoïdeus zijn vaak voor een belangrijk deel verantwoordelijk voor flexie- en rotatiebeperkingen van hoofd en nek.

De volgende spieren zijn veelal betrokken bij de klachten:
Mm.occipitalis, suboccipitalis, splenius capitis, splenius cervicis upper MFTP en splenius cervicis lower TP, semispinalis cervicis, multifidi, sternocleidomastoïdeus, levator scapulae. Zoals steeds dienen ALLE spieren en pezen te worden onderzocht in flexie en rotatie, en ook hun rol bij beperkingen in C1-2 en het Atlanto-occipitaal gewricht( head sidebending in CWK rotation). Zoals op de TPCH’s te zien is kunnen al deze spieren klachten geven in nek, hoofd, kaken, gezicht , klachten van zintuigen etc.

Alle 3 de Mm.scaleni worden ondergebracht door ons in nek-schouder-arm syndromen, ook vanwege de rol van de plexus brachialis irritatie, welke diepe pijn kan geven in de gehele arm.

Uitgangshoudingen (UH) voor behandeling van nek- en schouderspieren:

rugligging, zijligging en bij hoge uitzondering in zit.

KAAK.
Mm.masseteri, mm. temporalis en de de beide mm. pterygoïdeï (die ook in de mondholte dienen te worden onderzocht en behandeld) zijn verantwoordelijk voor beperkingen van alle bewegingen in het kaakgewricht. De spanningen kunnen dermate hoog oplopen dat de discus van dit gewricht beklemd wordt. Openen, verder door openen, protractie, retractie en shifting (maalbewegingen) zijn de te testen bewegingen. De gemiddelde kaakopening voor mannen is ongeveer 50 mm. En voor vrouwen 45 mm. Het maximaal openen van de kaak gaat in 2 etappes, ongeveer halverwege schuift de onderkaak iets naar voren en glijdt dan verder open. De discus speelt daarbij een rol.

Een MFTP in het oppervlakkige deel van de M.Masseter kan kiespijn geven, overgevoeligheid van de kiezen voor warmte, koude en druk (occlusiepijn en pijn door het tikken op de kies met een stokje). Blijft de kiespijn etc. aanwezig dan is de tandarts eerst de aangewezen behandelaar.

Het MFTP in het diepere deel van de M.masseter kan diepe oorpijn geven. De otolaryngoloog kan bij blijvende klachten wellicht uitkomst bieden.
Verder moet voor kaakbeweging restricties ook rekening worden gehouden met de mondholte- en keelspieren ( en dan vnl. M.constrictor pharyngeus, M.tensor veli palatini en de drie groepen tongbeenspieren) De M.digastricus is hiervan de belangrijkste naast de mylohyoïdeus, en stylohyoïdeus.
Het achterste, posteriore deel kan men palperen vanaf het tongbeen naar het achterhoofd naast de aanhechting van de sternocleidomastoïeus. Het voorste, anteriore deel kun je palperen vanaf de binnenkant van de kin, onder het platysma, naar het tongbeen.

De MM. masseter en temporalis worden met ver opengesperde mond gepalpeerd. De temporalis palpatie kan tand- en kaakpijn geven, maar ook REP rond het oog. De beide Mm. Pterygoïdeï houden zich bezig met pro- en retractie van de onderkaak. Het M.pterygoïdeus medialis MFTP geeft pijn bij palpatie onder en tegen de binnenkant van de onderkaakrand, in de buurt van de onderkaak angulis , vlak voor/beneden de oorlel..

De M.pterygoïdeus lateralis MFTP wordt verantwoordelijk geacht voor kaakgewricht-dysfuncties en het MFPS rond het kaakgewricht. Palpatie onder het jukbeen richting kaakgewricht. Deze spier helpt bij de protractie van de onderkaak en de M.pterygoïdeus medialis helpt bij de retractie en occlusie.
Als test na behandeling van de Mm.pterygoïdeï is de protractie en retractie en uiteraard ook de kaakopening met het protractie glijmoment halverwege de kaakbeweging.

UH: rugligging
UH voor kaakopenings-bewegingen: ruglig met een kussen onder de nek om het hoofd achterover te kunnen leggen, anders wil de kaak niet open..Ditzelfde geldt voor het behandelen en evt rekken van het Platysma en het opzoeken van haar MFTEP’s onder aan de kaakrand en aan het sleutelbeen. Zie ook de film van Fysiopunctuur. Het Platysma MFPS geeft klachten in haar gebied maar ook aan de kaakbewegingen. Het Platysma ligt over de tongbeenspieren en M.sternocleidomastoïdeus heen en kan klachten van die spieren maskeren maar ook imiteren.

SCHEDEL.
Mm.occipitalis, frontalis, orbicularis oculi, orbicularis oris, mentalis, zygomatici, risorius, buccinator , levator anguli oris, depressor anguli oris zijn vaak betrokken spieren.

De TEP’s van de aanhechtingen onder het jukbeen geven dikwijls ernstige klachten in het aangezicht en rond de oogkassen. Ook kunnen ze wijzen op gebitsproblemen. Met naar binnen gevouwen lippen, dus tussen de tanden naar intra-oraal bewegen, kan palperen , van de tandwortels aanwijzingen geven voor gebitsproblemen en/ of of tandvleesaandoeningen.
Als we daar drukpijn vinden, laten we de mond openen en tikken met een houten staafje (vgl potlood) op het bewuste element. Geeft dit pijn dan is een bezoek aan de tandarts gewenst.

Ook kijken we even met een lampje naar de rest van het gebit: oude (amalgaan) vullingen.

Kwikresten kunnen ziekmakend zijn.

UH: ruglig.
Maar in zit zijn vele MFTP’s van het gezicht, schedel en achterhoofd goed te behandelen ook door de patient zelf.

Gezien de innervatie van de schedel, de kaak en het gezicht ( Nn.trigenimus, facialis en vagus) ligt het voor de hand dat alle MFTP’s in dit gebied op zich, ook door REP EN REC , alle zintuiglijke stoornissen kunnen oproepen. Voorbeeld: Mm.occipitalis kan een Syndroom van Méniere imiteren.

NEK-SCHOUDER-ARM.
De Mm.scaleni geven respectievelijk referred pain af naar de voorzijde, zijkant en achterzijde van het hals/schoudergebied, waarbij opvalt dat de gehele lengte van de extremiteit in het geding is.
Oorzaak daarvan is de betrokkenheid en irritatie van de Plexus brachialis. De klachten bestaan zowel uit MFPS en neurologische symptomen als gevolg van de druk op plexus. Vaak wordt er dan een gedeeltelijke neuropraxie gezien van d e N.ulnaris door de compressie van de lagere takken van de plexusstam delen.
Lateroflexie is de meest provocerende beweging en dus veelal het meest beperkt door de Mm.scaleni problemen.

Schouder:
Het mm.infraspinatus MFTP geeft diepe pijn in het schoudergewricht. MFSAT vinden we vaak in de M.deltoïdeus pars anterior, ook een endorotator.
De M.teres major , ook een endorotator net als de M.latissimus dorsi remt de exorotatie en de M.teres major de endorotatie en beide remmen ze de elevatie. Ook de M.deltoïdeus pars posterior remt de endorotatie. Hoe oppervlakkiger de spieren liggen hoe minder zullen ze diepe borende pijn veroorzaken.

Voor de M.supraspinatus is het weer anders, geeft pijn in het midden van de M.deltoïdeus. Diepe tenoperiostale klachten van de M.supraspinatus geven een hoge ‘painful arc’ en de oppervlakkige MFTP’s geven een lage painful arc. Bursitiden complementeren vaak het beeld.

Het m.subscapularis MFTP geeft weer wat diepere pijn rond het schouderblad en vóór op de schouderkop. Het MFTP remt exorotatie, abduktie en elevatie samen met Mm.latissimus dorsi, teres major en infraspinatus. De M.subscapularis is volgens Dr.Travell en Dr.Simons dikwijls betrokken bij een frozen shoulder. Cave calcificaties, vooral van de M.supraspinatus i.v.m. haar karige doorbloeding.

Berucht is de M.levator scapula bij een stijve nek. De rotatiebeperkingen van hoofd en nek en natuurlijk de depressie van de aangedane schouder/nekpartij , vallen het meest op. Het MFTP op de angulus aanhechting van het schouderblad is kenmerkend.

De M.latissimus dorsi, met MFSat´s in de andere endorotatoren, is een spier die niet gauw in negatieve zin opvalt, omdat hij lang en soepel is. Onderzoek is echter wel geboden. In elevatie, abductie en exorotatie van de humerus.
MFTP´s in de serratus geven vaak een diepe pijn in de borst, lijkt soms ‘pseudo angineus’, voor palpatie moet de scapula worden geadduceerd. De Mm.rhomboïdeï dienen in scapula abductie worden getest met de arm gebogen voor de borst en geeft meer klachten intrascapulair. Een hoge tonus en-of een te sterk ontwikkelde M.pectoralis major veroorzaakt vaak para/pareses van de Mm.rhomboïdeï en MFTS ontwikkelingen in het centrale gebied van de M.trapezius pars ascendens en in minder mate van de pars transversus.

ARM
De M.deltoïdeus MFPS . alle drie de delen geven lokale en vooral oppervlakkige klachten met mogelijke TRA tot aan de elleboog.

De M.biceps brachi straalt vooral uit naar de pees van de lange kop. Dit MFTS wordt vaak gemaskeerd door een eveneens aanwezige tendinitis of tenosynovitis. Deze laten zich ernstiger aanzien door de aanwezigheid van het MF TP. Ook de inactiviteit doet er geen goed aan. Opgemerkt dient te worden dat bij een ‘rotator cuff laesie’ en met name een uitval of partiele uitval van de M.supraspinatus het gewicht van de humerus deels wordt opgevangen door de M.biceps zoals we bv ook zien bij een glenohumerale subluxatie bij een hemiplegiepatient. Dr. Travell en Dr. Simons adviseren injecties zowel in beide (of meer :red.) MFTP’s alswel in de ontsteking. In het laatste geval zullen we de arm in een mitella naast het lichaam houden.

De M.brachialis kan uitstralen naar het MCP gewricht nr. 1 (de duim) zoals ook de M.supinator, M.brachioradialis en de MM.adductores pollicis. Ook hier worden injecties geadviseerd.

De driehoofdige M.triceps brachi kent 5 MFTP’s die allen een ander REP gebied te zien geven . Elevatie van de schouder gecombineerd met flexie van de elleboog worden beperkt door MFTP’s in de lange kop van de M.triceps. De triceps is dan ook een depressor van het glenohumeraal gewricht.

ELLEBOOG EN ONDERARM
Berucht is de M.supinator vaak genoemd als de tennisarmspier.

De M.supraspinatus geeft in de laterale elleboogregio mede klachten door het ‘entrapment van de N.radialis ramus profundus’door de bandvorming van groepen vezels in de M.supinator.. Flexie van de pols met gestrekte arm is lastig en vaak zeer pijnlijk.

Flexie is vaak beperkt door pijnlijk krachtverlies van de flexoren. Een pseudoparese zou je het kunnen noemen.

SETP’s kunnen zich makkelijk in de pols- en vingerextensoren ontwikkelen. Hiertoe behoren Mm.extensor carpi radialis, -ulnaris, M. brachioradialis en M. extensor digitorum. De M. extensor indicis proprius is er meestal niet bij betrokken.

MFTP’s in de M.flexor carpi radialis en- ulnaris geven REFP naar de pols. De M.flexor digitorum MFTP’s geven klachten naar de vingers toe, elke naar haar eigen gebied. De M.palmaris longus geeft een d.d. als een contractuur vlg. Dupuytren van de palmaire fascie.

HAND
MFTP’S van de MM.adductor pollis en de M.opponens pollicis geven functiestoornissen in het MCP 1, verminderde grip en knijppijn zijn aan de orde.

De M.interosseus nr 1 ,maar ook de anderen , met de M.abductor digiti minimi geven dd. als de knobbeltjes van Heberden, maar kunnen die klachten ook verergeren, als deze al bestaan.

ROMP
MFPS van de rompspieren, zowel van de buik, de rug en de borstkas kunnen het gevolg zijn van parietaal-viscero-somatische reflexen c.q. reacties en omgekeerd somato-viscerale –parietale reflexen c.q. reacties. Onder alle eerder genoemde oorzaken springen houdingsdeficienties vaak een rol, overbelasting.

Romp-schouder:
MFPS’s vanuit de M.pectoralis major of minor, maar ook van andere spieren zoals M.serratus anterior kunnen een d.d. opleveren van myocardiale ischaemie in de vorm van een pseudo anginapectoris of een myocard infarct, daar waar het eenn parietaal/voscero=spomatische reflex betreft. MFPS van de M.obliquus abdominis externus kan klachten geven zoals die van een maagzweer. Somato-viscero-partietale reflex vanuit de rechter M.pectoralkis major kan hart -rythmestoornissen opleveren. MFTP’s van de buikspieren in het algemeen kunnen diarrhee veroorzaken. Lateraal gelegenMFTP’s van de M.pectoralis major kunnen hypergevoeligheid veroorzaken in de borstkas en ook van de tepels waardoor strak zittende kleding, bh’s etc. vaak irriteren.
(Travell,Simons,Melnick e.a.)

Een TP van de M.pectoralis major ter hoogte van het xyphoïd tussen de 5e en 6e rib kan leiden tot premature ventriculaire contracties maar ook atrium arythmieën terwijl er geen hartkwaal aanwezig is.

Borstkas:
De M.sternalis kan ook pseudo angina pectoris veroorzaken.De M.serratus anterior kan kortademigheid veroorzaken en bewegingsbeperking van de borstkas.

De M.serratus posterior kan aanleiding zijn tot diepe borstpijn van achteren komend.
Palpatie van deze regio, zie ook de film, geschied in zit of zijlig waarbij de scapula geheel in protractie moet worden gebracht (sterke adductie in het glenohumeraal gewricht).

Wervelkolom paraspinaal:
De oppervlakkige paraspinale spieren zijn het langste, M.iliocostalis meer lateraal en de M.longissimus dorsi meer mediaal. De diepe paraspinale spieren Mm./multifIdes zijn het kortst en verlopen het meest diagonaal. Het allerdiepst liggen de Mm.rotatores. Strengvorming in de M.iliocostalis thoracis, M.iliocostalis lumborum en M.longissiumis thoracis kunnen bij de meeste patiënten makkelijk worden gevonden. Zoals op de MFCH te zien is geven ze zowel caudale als meer naar de voorzijden van het lichaam gelegen klachten. De diepere spieren zijn lastiger te behandelen, voorzichtige injecties , ter diepte van de laminae kunnen hier effectief zijn.

UH: voorover gebogen zit of zijlig met opgetrokken knieën. Deze klachten dienen te worden behandeld in samenhang met klachten in achter op het bekken, zie later.

De M.quadratus lumborum is dikwijls bij rugklachten betrokken. Haar vezels verlopen in drie richtingen. In zijlig met opgetrokken knieën kunnen we haar strengen goed vinden. Bilaterale klachten van de QL geven REP in de rug, de bilstreek, de trochanter, de Cresta Iliaca en er zijn dikwijls veel SETP’S en SATP’s aanwezig in de hele regio. Relatieve beenlengteverkortingen, bekkenverwringing, SI blokkades, piriformis – psoas syndroom etc etc. passeren vaak de revue.

Onvermogen om de rug te bewegen, omhoog komen uit voorover gebogen houding etc is vaal lastig.

Skoliotische pijnhoudingen komen veelvuldig voor.

UH:
Voor rek, spray en DDNS is zijlig met een gestrekt en afhangend been, achter het andere geplaatst; en gestrekte arm en borstkas.
BUIK:
MFPS van de buikspieren geven zowel lokale klachten als kruisen over de mediaanlijn. Een TP van het bovendeel vande M.rectus abdominis geeft lokale klachten, in de rug maar ook onderin de borstkas.

MFTP’s in het onderste deel van de M.rectus abdonis geven klachten die lijken op die van de M.quadratus lumborum.Klachten die lijken op een symfysaal syndroom kunnen ook voor komen.

Klachten meer in het middendeel van de M.rectus abdominis kunnen klachten geven lijkend op een appendicitis. Veel genoemde naam is het Mc.Burney’s Point, 10 cm boven de Spina iliaca anterior superior. De M.obliquus abdominis externus kan ook hierbij betrokken zijn en moet meer in zijlig worden behandeld. Deze spier kan klachten geven lijkend op maagdarmklachten, maagzweer -achtige klachten en andere viscerale klachten in dat gebied.
Palperen daarvan dient in ruglig te geschieden met een gebogen knieën waarbij d e onderbenen gesteund worden en het hoofd en de nek eveneens.
Lager gelegen MFTP’s in deze regio geven klachten in het Inguinale gebied en zoals genoemd bij het Symfysaal syndroom.

Palperen maar ook Stretch & Spray van de M.rectus abdominis moet gebeuren in hyperextensie van de wervelkolom na een extreem diepe inademing en dan het diafragma aanspannen middels een persbeweging.

UH:Rugligging in hyperextensie.
ONDERSTE EXTREMITEIT EN BEKKEN.
Spieren op en rond het bekken geven klachten in deze regio en soms de benen.De M.gluteaus minimus vbv geeft voornamelijk REP inde benen.
De M.piriformis kan een beperkte endorotatie geven en in ruglig ziet je vaak dat de voet aan die kant naar buiten gedraaid ligt. Entrapments treffen het diepe pereonale deel van de N.ischiadicus.

Stretch&Spray, ischaemische compressie, injecties en DDNS kunnen d e oplossing geven.

De M.gluteaus maximus ligt oppervlakkig en geeft ook dat soort klachten in de gehele regio. Vele SET’s en SAT’s zijn hier vaak te vinden, in de M.gluteaus medius, -minimus, M.tensor fascia lata, piriformis, quadratus femoris etc..
Opgelet moet worden op de verschillende bursae, zowel de B.trochanterica, de B. iliopectineus als de B. ischiadicus..

Bij vooral de M.piriformis zowel als de M.Gluteaus medius wordt het beeld vaak verward met een ischias, een echte zenuwontsteking van de N.ischiadicus, maar ook wel met een radiculopathie van S1.

MFTP’s in de anale en genitale regio’s kunnen allerhande klachten geven in deze regio zoals dikke darm problematiek en hardnekkige klachten van de M. pubocavernosus c.q. bekkenbodemspieren .Volgens Dr.Travell en Dr. Simons goed te verhelpen met injecties.

HEUP/BEKKENSPIEREN
De Mm.adductores geven abduktieklachten, pijn in de liesregio uitstralend naar de binnenzijde van de knie. Lever-, nier- en miltmeridiaan gebieden o.a. zijn hier aan de orde . Ook hier duikt het Symfysaal syndroom op. Cave Coxarthrosis deformans en Bursae iliopectinea aandoeningen. Test van de exorotatie van het heupgewricht in buiklig met gebogen knie geven hierover meer duidelijkheid, is de beperking benig of verend, is er alleen maar afweerspanning etc.?

De M.bicep femoris geeft heupflexie beperkingen evenals de beide semigroepen. Straight Leg Raising is als test noodzakelijk evenals de d.d. uitvoering van de M.piriformis MFPS en die van de M.gluteaus Minimus. SET’s zowel als SAT’s van de gehele achterzijde, inclusief die van de voetbuigers, moeten worden opgespoord.

Aan de voorzijde vinden we de Mm.quadriceps waarbij deMFTP’s van de M.rectus femoris het meest opvallend zijn. Maar ook de Mm.vastus medius, intermedius en –lateralis kunnen TP’s laten zien. Heup- en kniepijn, beperkte flexiefunctie kunnen hiervan het gevolg zijn.

Bij het rekken van de knie, dus het extreme buigen, dienen we het bekken te fixeren via het andere been, door de heup van de ‘goede’ kant in flexie te brengen. Zie de film.

BEEN EN VOET.
M.tibialis anterior rekken we in plantairflexie met enige supinatie. De M.extensor digitorum longus in plantairflexie met gebogen grote teen.

De M.gastrocnemius MFTP’s maken het tegen een helling oplopen moeilijk en geven nachtelijke krampen. De M.soleus geeft pijn in de hiel en het lijkt op hielspoor-achtige klachten. Zoals gezegd moet de hele bewegingsafloop worden gecontroleerd al vanaf de Mm.quadratus lumborum, piriformis, glut.minimus etc. De bursae ischiadica en de wortel van S1 dienen ook in het oog te worden gehouden in dit syndroom.

UH: stand, en de bekende ‘muurwegdruk’ beweging terwijl het aangedane been achterwaarts wordt geplaatst met de voet aan de grond voor de M.gastrocnemius en voor de M.soleus nemen we juist de voorste voet met gebogen knie.

De Mm.peroneaus longus ‘entrapments’ van de N. Peroneaus kunnen een ‘dropping foot’ veroorzaken. MFTP’s in de beide peroneaï kunnen worden veroorzaakt door het lopen met een irriterend lang os metatarsalis 2.

De M.tibialis posterior is een veel getroffen spier en het in stand houden van het lengtegewelf van de voet kan problemen veroorzaken.

De Mm.interosseï dorsalis kunnen pijn rondom geven daar waar de spieren aanhechten. De 3e M.interosseus dorsalis geeft gezien haar aanhechting, klachten REP naar de derde teen.

TIJDSVERLOOP EN PROGNOSES.
Het beloop en de duur van één enkel MFPS is sterk afhankelijk van de oorzaak.

Soms is een paar weken rust voldoende om de klachten te doen verdwijnen. Anderzijds kunnen SATP’s en SETP’s de klachten doen toenemen. Kou, vocht, tocht, vitamine deficiënties, voortgezette overbelasting kunnen de klachten in stand houden. De patient kan er depressief van worden en inactiviteit die daar vaak op volgt doet de klachten vaak toenemen. Onder andere door denervatie overgevoeligheid. Er komt te weinig pijndempende info uit de dikke afferente vezelstructuren.

OORZAKEN EN VERGERENDE FACTOREN.
Mechanische repeterende overbelasting is vaak de oorzaak van zich herhalende klachten.

Daarbij spelen zaken een rol als (eerder genoemde) relatieve beenlengteverkorting, SI-blokkades, bekkenverwringing, myotendinosen in de gluteaalstreek, etc. een rol in het ontstaan van een skoliotische houding. Aandacht besteden aan een beenlengteverkorting is van belang. Het evt.plaatsen van een scheefstand-corrigerende voetzoo c.q. schoenzool-correctie kan nuttig zijn.

Een relatief beenlenteverschil kan ook ontstaan door veranderingen in de stand van de hiel en de rest van de voet. Een pes planus, pes valgus en pes planovalgus, vooraal de laatste , doen de calcaneus naar mediaal/endorotatie kantelen, waardoor de tibia ook endoroteert, het femur eveneens en een lumbale hyperlordose-skoliose volgt.

Het controleren van de gewichtsverdeling over beide voeten op 2 weegschalen kan nuttig zijn.

Het testen in buiklig met één been aan de grond op een hoogte van je lengte minus 50 cm. , loodrecht naar beneden: Supine-Straight Leg Raising, als onderdeel van de test video van Fysiopunctuur geeft duidelijkheid.

In deze handgreep/test kan men respectievelijk: relatieve beenlengteverkortingen vaststellen, cox arthrosis, bekken verwringingen en SI blokkades, en spierlengte tekorten van hamstrings, kuitspieren als wel de M.rectus femoris in één.

SLECHTE HOUDING
Dit is een duidelijke zaak voor de fysio- en manueeltherapeut. Cervicale hyperlordose, thoracale hyperkyfose ,lumbale hyperlordose etc. etc. zijn oorzaken voor heroptredende MFPS.

Balansoefeningen voor bekken – en wervelkolom , bijvoorbeeld op een hoge skippybal/medaubal. Zie Pijndempen Kun Je Zelf van (Ankh Hermes) Fysiopunctuur.
LANGDURIGE IMMBILITEIT.
Verzwakt spieren en leidt tot verkortingen en werkt daar mee het ontstaan van MFPT’s in de hand, en verergert bestaande MFPS’s.

VOEDINGSDEFICIENTIES.
Een te laag niveau aan gehaltes van vit.B-complex, en dan speciaal B1, B6 en B12, maar ook een gebrek aan foliumzuur verergeren , maar veroorzaken ook vaker het MFPS in veel gevallen. Dr.Travell en Dr.Simons. Voordat zij de MFTP’s injecteerden zorgden ze eerst voor een adequaat vitamine gehalte in het serum, ook dat van vitamine C. Een slechte conditie van de capillairenwanden leidden anders tot bloedingen en andere beschadigingen van het te injecteren weefsel. Roken (Pelletier ’70 en Calder’63 ) wordt geassocieerd met een laag vitamine C gehalte.

Een tekort aan geïoniseerd calcium alsmede een laag potassium serum gehalte verergeren de klachten van een MFPS. Een te laag ijzergehalte kan anaemie veroorzaken en verergert een MFPS. Voor een goede spierfunctie zijn voldoende zink en magnesiumgehaltes van belang.

STOFWISSELING en HORMONALE OORZAKEN
Hypometabolisme en een inadequate schildklierwerking kunnen MDPS veroorzaken en verergeren. Hyperuraemie en herhaald optredende hypoglycaemie kunnen eveneens MFTS veroorzaken cq verergeren.
Hormonaal gezien kunnen ook oestrogene stoornissen MFTS veroorzaken en verergeren.

In principe kunnen alle hormonale stoornissen leiden tot ernstige klachten.
Patienten die verdacht zijn op hypometabolisme dienen uiteraard een bloedonderzoek te krijgen. Door de internist en het lab. Maar als de patient zich steeds koud voelt is het opmeten van de temperatuur in de oksel van belang, vóór 10 uur ‘sochtends. Is d e temperatuur rond de 35.5 o Celcius, dan is opletten geboden. De normale temperatuur moet zeker 36.1 0 zijn. Verder zijn de patienten vaak somber , lusteloos en depressief. Adequate toediening van schildkliermedicatie kan de klachten vaak snel verhelpen.
De bloeddruk moet ook regelmatig worden gemeten vooral als de patient schildkliermedicatie krijgt en andere middelen zoals vit.B1 en oestrogenen.
Overmedicatie van TSH kan leiden tot cardiale onregelmatigheden en verschijnselen van hyperthyreoïdie.

CHRONISCHE INFECTIES EN BESMETTINGEN
Een chronische bacteriele, virale of parasitaire infectie cq besmetting kunnen de MFTS behandeling ernstig benadelen. Viraal is een behoorlijk griepje berucht maar ernstiger is een besmetting met een herpes simplex virus type 1. Een genitale herpes simplex type 2 en herpes zoster doen ook geen goed aan een MFTS maar staan niet direct bekend als MFTS veroorzakers of versterkers .

Het herpes simplex 1 virus veroorzaakt wondjes en zweren aan de huid, in de mond en de puistjes zijn vaak gevuld met met een heldere vloeistof. Laesies zijn gevonden aan de slokdarm, overgeven en diarrhee geven soms ernstige gastroïntestinale klachten aan en wondjes zoals ook in de mond worden gezien. 300-500 mg. Niacinamide per dag moeten helpen het slijmvlies te herstellen. De bacteriele flora en een uitbraak van het virus in het maag-darmknaal moeten door medicatie zoals met viable lactobacillus worden tegengegaan en door de huisarts verstrekt . Lokale therapie door zo mogelijk insmeren met adequate zalfjes op de huid worden ook vaak voorgeschreven. Idoxuridine, adenine, arabinoside en acyclovir horen daartoe.

Bacteriele infecties worden genoemd als veroorzakers of versterkers van MFTS zoals kaakabcessen, voorhoofd- en bijholte-ontstekingen maar ook chronische urinewegontstekingen worden vaak genoemd. De voorhoofdholte-ontstekingen etc. vallen vaak ook onder de categorie allegie-infecties.

Besmetting door parasieten.
Vooral mensen die veel reizen naar verre landen kunnen parasitaire infecties oplopen. Slechte hygiëne en onbeschermde seks zijn berucht.
Infecties met wormen komen voor. Amoeben dysenterie is gevaarlijk en het duurt vaak maanden voordat je daarvan bent genezen.

Samenvatting.
MFPS komen veel voor. De oorzaken zijn velerlei. Bewegingsbeperkingen en pseudoradiculaire uitstralende klachten volgens een specifiek patroon per MFTP zijn verschijnselen. REP en REC zijn het specifieke gevolg. Lokale druk op een MFTP samen uitgevoerd onder rek brengt het MFTP vaak aan het licht. Bewegingsbeperkingen en spierkrachtverlies, vooral bij herhaalde beweging aan het licht komend, kenmerken een MFTS. Een LTR en een JUS completeren het beeld.

De therapie is soms ingewikkeld vooral als er achterliggende oorzaken zijn in voeding, stofwisseling, hormonale stoornissen, ontstekingen en infecties. Het MFPS keert dan vaak terug, zonder dat men weet hoe dat nu steeds mogelijk is.

In andere gevallen is de therapie middels, koeling, rek, gerichte beweging, DDNS, BD&R , vaak effectief.


29.3 M.F. pijnsyndromen