13 - De lippen
Hoofdstuk 13 - Paragraaf 7
13. De lippen

13.7 Lipbeweging

Welke bewegingen maken de lippen nu precies in het mondstuk?

De voorwaarde om een toon of klank te maken is dat er een continue aanvoer is van de luchtstraal door de mondstukboring naar de leadpipe. De beste wijze om dit te bereiken is om na een altijd diepe inademing, die uitgevoerd wordt met een krachtig gestrekte achterhoofdskruin, de ademsteun stringent te handhaven.
Ongeacht wat voor soort toon of klank je speelt.

Ook moet er een absolute regelmaat zijn in de lipbewegingen, in de trilling van beide lippen. Daarmee bedoel ik de naar voren gerichte lippenuitslag. Deze poort, deze uitlaatklep wordt door de luchtstraal passief opengedrukt maar veert direct daarna iets terug, maar nooit verder naar achteren als in de beginstand.
De acoustiek in het instrument zelf, met name bedoel ik hier de staande golf of eigenfrequentie die bij de klank hoort die je wilt spelen, bepaalt de lippentrilsnelheid.

Jij als muzikant zoekt een bepaalde toon, in het begin is dat verschrikkelijk moeilijk, voor elke leerling, maar al gauw ontdek je hoe hard je moet blazen om een mooie klank te krijgen. Dat wil zeggen, pas als de trillingsresultante die uit de mondstukboring komt, interfereert met de staande golf die al in het instrument aanwezig is, dus precies dezelfde golflengte heeft, zal de juiste grondtoon klinken.
En dan heb je precies de juiste snelheid van liptrilling. Deze is echter ook nog afhankelijk van de snelheid waarmee de lucht over de tanden wervelt, de edgetone volgens Richardson.

En ook van de maten van het mondstuk waarbij de binnendiameter, de cupdiepte, de breekhoekcočfficient van de boring, ofwel hoe scherp is de hoek van cup naar boring /coniciteit-cylindriciteit.

De lipflappen staan dus altijd naar voren gericht, zijn groot in de laagte en klein in de hoogte.Vergelijk de Bb bas met de piccolotrompet. Maar de principes zijn gelijk.
Het bewijs hiervoor is geleverd in vele films, die tegenwoordig ook op internet zijn te vinden maar in Brass Anthology van The Instrumentalist uit Illinois staan schitterende, doorzichtige mondstukcupfoto´s van een trombonist.

Voor elk geluid dat je maakt is er een gewijzigde lippenstand waarbij de lippen

-dikker of dunner
-langer of korter
-meer gespannen
-minder gespannen

zijn, afhankelijk van op welke wijze jij de grondtoon in kwestie wilt aanspelen.

Hetzelfde geldt voor de keel en mondholte, het geluid wordt sterk afhankelijk van de positie van tong, keel- en mondholte spieren. Dezelfden als die je nodig hebt voor het kauwen en slikken, en de antagonisten, de tegenhangers ervan. Die twee groepen moeten zorgdragen voor de juiste vorm van de mond - en keelholtes en stand van de tong en het tongbeen, zoals ook de positie van de onderkaak.
Deze laatste kan niet alleen open en dicht maar ook naar voren en achteren, naar links en rechts. Dit laatste mag dus nooit bij het spelen, maar komt wel veel voor. Bij het wisselen van toonhoogte, vooral in grotere intervallen, hebben sommigen van ons zich aangeleerd om links- en rechtsbewegingen met de onderkaak te maken. Kijk maar eens in de spiegel.

Het is zeer verrassend om te zien hoe de lippen zich gedragen binnen het mondstuk. Het is een wonder om te zien welke aanpassingen de lipflappen zich kunnen en moeten getroosten om de juiste en goede klank te bereiken. Het zijn niet alleen voor/achterwaartse activiteiten. Om de luchtstraal af te remmen of te bevorderen ondergaan de lipflappen ook in het horizontale vlak, in de breedte, veranderingen.

En dat is nodig om een goede balans te krijgen in de verhouding tussen basic harmonics, de grondtonen, en de tegelijk optredende natuurlijke opstapeling van boventonen daarop. Dat gaat automatisch, dat wel, maar kan door onze lipflappensturing aanzienlijk varieren.Vergelijk de keiharde en snerpende trompet in de bigband, extreem hoog en keihard, het snijdt dwars door je heen, met de zachte en omfloerste klank van de bas of euphonium in een melancholieke solo.


13.7 Lipbeweging