13 - De lippen
Hoofdstuk 13 - Paragraaf 20
13. De lippen

13.20 Pivot or not


PIVOT 1 Laag spel


Een aantal blazers pivoteren hun instrument, naar omhoog en omlaag in het geval van laag en hoog spelen.

Laag spel: men strekt vaak de nek, brengt de kruin omhoog en de onderkaak naar voren.
Naarmate men lager wil spelen wordt het instrument met de beker steeds hoger gebracht (groene pijl 1).

De reden is om de bovenlip vrij te maken om een grotere uitslag te krijgen. Zie ook illustratie 6. De onderlip wordt door de binnenrand van het mondstuk vast gezet. Het mondstuk snijdt min of meer in de onderlip. Omdat de drukken laag zijn en de hoeveelheid lucht groter dan bij hoog spel treden er niet snel drukverschijnselen en/of pijn op. Beschadigingen blijven dan meest ook achterwege. Meestal heeft men zich deze techniek zelf aangeleerd. Vergelijk deze techniek met L 3 laag spel op 13.15.Die beoogt ook meer ruimte te maken voor de bovenlip maar de nadelige druk op de onderlip door het mondstuk wordt vermeden. Om EEN goed contact te houden met het mondstuk wordt de onderkaak zover naar voren gebracht als het aantal graden pivoteren nodig maakt. Zie groene pijl 2.




Voor het omgekeerde: hoog spelen, kan men inderdaad de techniek omkeren en omlaag pivoteren. Dat wordt echter veel minder gedaan, en gebruikt men meer M2 van 13.15.

In het omlaag pivoteren wordt de onderlip vrij gemaakt en de bovenlip geblokkeerd door de binnenrand van het mondstuk. Zie op illustratie 8: pivot laag.

NON PIVOT 1. Dit is de ‘normale’ situatie waarbij het mondstuk onbewust omhoog wordt gebracht, zie groene pijl 3. Hierdoor ontstaat er meer ruimte voor een vrij bewegende bovenlip terwijl de onderlip als het ware wordt ingekort door de onderrand van het mondstuk, zie L 3 op 13.15.




Voor het omgekeerde, hoog spelen, doet men onbewust het tegenovergestelde en wordt het mondstuk omlaag gebracht en wordt de bovenlip eerder vastgezet en is er meer ruimte oor de onderlip.

Let wel de klankopwekking geschiedt IN het instrument, in alle gevallen en NIET in de lipspleet. Beide lippen zijn verantwoordelijk voor de toonhoogte en dynamiek in een samenwerking als antonatische klep, een sluis.


PIVOT 2. Zie PIVOT 1. Kin naar voren (blauwe pijl 3). Contact tussen binnenrand mondstuk en bovenlip is minder en er is meer ruimte voor de bovenliptrilling (groene cirkel 1).

De binnenrand van het mondstuk zet de onderlip vast met een puntdruk terwijl de onderrand van het mondstuk (groene cirkel 4) juist minder gaat drukken. Daar ontstaat minder druk.

NON PIVOT 2. Zie non pivot 1. Gelijkmatige druk van het mondstuk, dat meer naar boven is geplaatst (gele pijl 6). Zie cirkels 2 en 5. Let wel, de bovenkaak beweegt NIET. Alleen de onderkaak kan bewegen en wordt ook wel THE RUDDER OF THE EMBOUCHURE genoemd.


13.20 Pivot or not