62 - Embouchure Reminder
Hoofdstuk 62 - Paragraaf 2
62. Embouchure Reminder

62.2 Slotkleptrechter

Herkomst van de illusstraties:

* Roze tekeningen: Cathrine Sadolin Complete Voice Technique (pagina 51). Aryepiglottische trechter; derde herziene versie met 2e druk, met schriftelijke toestemming van Henrik Kjelin, haar echtgenoot. Onmisbaar boek ook voor blazers.

* Ongenummerde tekeningen met Duitse tekst:J.Sobotta /H.Becher 2.Band.Urban&Schwarzenberg
genummerde tekeningen:I.A.Kapandji part three met toestemming van Churchill Livingstone

* Blauw ingekleurde tekening: Strotkleptrechterwerking volgens Estill Voice Trainings System





Voor koperblazers een geheel nieuw begrip, maar in de zangwereld al lang in gebruik.
Er is een samenhang tussen het gebruik van de ST (strotkleptrechter) enerzijds en de toonhoogte, klankkleur en dynamische verschillen anderzijds.

1.De ST wordt aan de zijkanten gevormd door de ary-epiglottische plooien.
(Het woord epiglottis betekent strotklepje).
2. Aan de voorkant wordt de ST gevormd door het strotklepje.
3. Aan de achterkant zijn het de bekerkraakbeentjes die mede de ST vormen.
4. En tenslotte: boven de stembanden bevinden zich 2 vierhoekige membranen.
Samen vormen deze 4 structuren de strotkleptrechter.

Zie de illustratie.

De ST kan verschillende vormen aannemen en daarmee je stem en diens klankleur beïnvloeden. Er is weinig tot geen onderzoek gedaan hoe dit bij het koperblazen is en ook bij het houtblazen.
Maar dat deze trechter hier ook een grote rol speelt blijkt steeds meer.

Allereerst het volgende:
Als je hoog speelt is er veel en krachtige ademsteun vooral voelbaar onder in de buik zo’n 10 cm. boven het schaambeen.
Het strottenhoofd verplaatst zich omhoog.
Dit is ook het geval bij het uitspreken van of spelen van I, E, en A klanken. Bij I is dat het hoogste en bij lagere tonen en/of klankkleuren die we zongen of spelen gaat het strottenhoofd lager staan, dat kun je voelen tussen duim en wijsvinger. U, Oeh, OO, OH en ÔH (SPREEK UIT: awful), ÔH is dan het laagste.

Eveneens zal het tongbeen daarmee meebewegen, hoog spel: tongbeen naar voren. Laag spel: tongbeen naar achteren. Voel iets vóór beneden je onderkaakhoek en pak het tongbeen tussen duim en wijsvinger en je zult dat voelen.


Figuur 70
Klik op een plaatje om te vergroten.


Ook de tong doet mee in dit spel. Bij hoog spel verplaatst de tong zich naar voren. Ook hier geldt: Bij I het meest en bij ÔH het minst. De meeste ademsteundruk vindt plaats direct onder het borstbeen.

Samengevat: bij extreem hoog spel (of zang) staat het strottenhoofd hoog, het tongbeen staat verder omhoog en naar voren en dat geldt eveneens voor de tong.
Hoe hoger je speelt hoe hoger de luchtsnelheid en hoe platter de tong moet zijn.
Zie 62.4: Bij het aanleren van het hoger spelen en het lager spelen is het soms nodig de student te leren met deze elementen te werken omdat men anders soms de kans loopt vast te lopen met het spelen. Het laag spelen kan worden belemmerd als je met smile & press gaat spelen omdat daarbij de ST wordt samengeknepen door de bekerkraakbeentjes, die te dicht bij het onderste deel van het strotklepje komen.
Verder zal het strottenhoofd omhoog komen, het tongbeen naar voren en de tong ook. De laatste wordt dan ook platter.


Figuur 68 en figuur 69
Klik op een plaatje om te vergroten.


Een bijkomende factor is dat bij Smile and Press embouchure de inademing zich verplaatst naar de borstkas ( reflectoir) en de ademsteun helemaal naar beneden, in plaats van omhoog.

Zoals je kunt voelen zal bij sterker spel het strottenhoofd iets omlaag gaan, het tongbeen en de tong eveneens. Afhankelijk van de speelhoogte zal het centrum van de ademsteun laag liggen bij hoog en onder het borstbeen bij laag spel.

Bij het koperblazen dient men de onderkaak naar voren te brengen en daarbij treedt een automatisch werkende keten van acties op:
1.Spanning in de buik onder het borstbeen neemt toe.
2.Strottenhoofd komt omhoog.
3.Tongbeen komt omhoog en naar voren
4.Tong verplaatst zich naar voren.

Bij het spelen van hoge tonen is er een grotere luchtstromingssnelheid nodig. Die verdubbelt per octaaf. Daarvoor is het nodig dat de ST zich vernauwt, wat ook nodig is bij het hoog zingen.
Bij zangers spreken we dan over de noodzakelijke twang ( nasale inbreng in d e klank of nasaal spreken). Bij koperblazers is het toelaten van lucht door de neusholte niet toegestaan.(Behalve bij circular breathing).

Door de ST te vernauwen zal de toon helderder worden en je kunt de hoge toon er krachtiger mee maken.

In een oude druk van Denis Wick’s boek The Trombone, spreekt hij over het downstreamen van de lucht, als je hoge tonen wilt spelen en omgekeerd.
Ook James Shepard had dat in zijn proefschrift staan, beide heb ik persoonlijk erover gesproken en de tegenargumenten hebben hen overtuigd. Ze hebben dat beiden veranderd.

Want wat gebeurt er als je gaat downstreamen of aiming/pointing the air downward into the mouthpiece during high play?:

1.Onderkaak, daalt en gaat naar achteren, meer in retractie dus,
Automatisch komen dan de volgende reflexmatig optredende effecten naar voren:
2.Tong gaat naar achteren
3.Tongbeen gaat omlaag en naar achteren
4.ST gaat verder open (wat bij laag spel wel nodig is)
5.Strottehoofd daalt
6.Ademsteun neemt iets af
7.Minder toonprojectie (omdat lagere boventonen en extra-boventonen een grotere rol gaan spelen).
8.Toonhoogte daalt.

Deze effecten kun je zelf allemaal voelen, en controleren.

Daarentegen schreef Denis Wick destijds ook:
Dat je moest upstreamen of aiming up/pointing up the airstream into the mouthpiece.

En als je dat doet krijg je precies, geheel reflexmatig, het omgekeerde:
1.Kaakopening wordt kleiner, onderkaak gaat omhoog en naar voren.
2.Tong komt naar voren.
3.Tongbeen komt naar voren
4.Strottenhoofd komt omhoog
5.ST wordt nauwer doordat de bekerkraakbeentjes in de richting van de onderkant van het strotklepje komt te staan
5.Ademsteun neemt toe, onder in de buik goed te voelen.
6.De toonhoogte stijgt.

Upstreamen kun je overigens wel gebruiken als hulpmiddel als je een groot interval moet spelen en de hoge toon steeds niet lukt.
Zie ook 62.4. Vervolg


Het hoestmechanisme

Hoesten is een reflex actie, waarbij de nervus vagus een grote rol speelt met zowel de afferente (waarnemende) als efferente (motorische en vaatverwijdende parasympatische ) vezels, waarvan de laatsten o.a. ook naar tussenribspieren en buikspieren verlopen.

Fase 1
De inademingsfase.
Een diepe inademing, om de longen flink te vullen, kan de obstructie (bv pinda) dieper de longen mee in nemen. Je kunt dus bij obstructie (pinda-snoepje etc.) beter niet te snel en diep inademen.

Fase 2
De drukfase waarbij de glottis wordt gesloten en de uitademingsspieren worden aangespannen voor de expulsieve fase, het hoesten.

Fase 3
De hoestfase waarin de uitademingsspieren krachtig en snel samentrekken en de stemspleet wordt geopend. Hopelijk komt de obstructie naar buiten.




Klik op een plaatje om te vergroten


Voor de effectiviteit van het hoesten zijn 2 zaken van belang:
Goed werkende buikspieren
Goed werkende spieren van en rond het strottenhoofd, keel, tong en kaken
Het sluiten van de glottis van boven gezien


Klik op een plaatje om te vergroten.


Bron afbeelding: pagina 51 van C.S uit Complete Voice Technique onder het hoofdstuk TWANG.


De stemspleet, hier van boven gezien, is een driehoekige opening met de punt naar voren (door Rinus Michels bedacht?) . Haar 2 randen worden gevormd door de echte stembanden (15), zich uitstrekkend tussen het achterste aspect van het schildklier kraakbeen (3) en de voorkant van het vocale uitsteeksel van het arytenoide kraakbeen(25). Deze zijn weer verbonden aan het cricoid kraakbeen (7) (grijs gestippeld in het diagram) door 2 gewrichtjes (zie afbeelding 70 de nummers 21 en 22).

Wanneer de achterste crico-arytenoide spieren zich aanspannen (13 de onderste donker pijltjes) dan zullen de arytenoide kraakbeentjes (23) draaien of kantelen en zal de stemspleet worden geopend. Duidelijk te zien op fig. 65.

Het tegenovergestelde echter gebeurt , zoals te zien in figuur 66, als de laterale crico-arytenoide spiertjes zich spannen (16 donker pijltjes die omhoog wijzen) dan worden de stembanden naar elkaar toe getrokken en sluit zich de stemspleet.

Bij het zingen en blazen wordt van beide mechanismes gebruik gemaakt. Terwijl bij het zingen de stembanden zodanig worden gespannen dat door haar trilling het stemgeluid ontstaat.

Bij Multi vocalisatie op koper (Albert Mangelsdorfer, Bob Brookmayer e.a. op trombône) schakelen we echter de stembanden ook in.


HET MIDDENRIF/DIAFRAGMA
Fig.25.
Het middenrif is de belangrijkste spier bij de inademing maar speelt een grote rol bij de ademsteun(tegen weerstand uitademen)
Zoals je kunt zien is het middenrif aan de binnenkant van de borstkas aan de onderste ribben vastgegroeid en tevens aan de wervelkolom. Zodra het ademcentrum, zie ook 7.8 e.a., een prikkel geeft aan het diafragma, gaat dit samentrekken , er ontstaat onderdruk in de longen en deze worden volgezogen naar behoefte.

Nr.1 is het centrum tendineum, de centrale peesplaat.
Nr.5 is de opening voor de aorta en ook voor de terugkerende bloedvaten.

Bij het blazen of zingen, geeft het diafragma naar behoefte toe aan de druk uit de buikholte en de druk van de uitademingsspieren aan de romp. Dit is nodig voor de ademsteun.


Klik op een plaatje om te vergroten.


De ribben bewegen, mogelijk gemaakt door hun gewrichtsverbindinkjes met de wervelkolom, zowel omhoog als wel achterover, de borstkas zwelt.

<

Klik op een plaatje om te vergroten.


Bron afbeelding: pagina 51 van C.S uit Complete Voice Technique onder het hoofdstuk TWANG.



Het tongbeen kan door verschillende spiergroepen bewogen worden(samen met de tongbasis):
Naar voren, naar achteren, naar beneden en omhoog.

Het strottenhoofd heeft de volgende functies: het sluiten van de stemspleet noodzakelijk voor hoesten, de Valsavemanoeuvre (persen zie 65.3), voor het spreken en zingen en tenslotte om de luchtwegen te beschermen tijdens het slikken

6. ringvormig/ cricoïd kraakbeen van het strottenhoofd, zie ook fig. 70, en dat kraakbeen heeft
7. een achter laag/zegelplaat die aan beide zijden 2 gewrichtsvlakjes heeft
22.het onderste die gerelateerd is aan de onderste hoorn van het schildklier kraakbeen , en
21.het bovenste die gerelateerd is aan het arytenoide=bekervormige kraakbeen, dat zijn aan weerszijden stukjes kraakbeen van het strottenhoofd die rechtstreeks verbonden zijn met de
26.echte stembanden, aanhechtend aan de voorzijde (zie ook fig.71.).De echter stembanden zijn aan de voorzijde aangehecht (26). De bekervormige (arytenoide) kraakbeentjes zijn ruwweg pyramidaal van vorm, ze hebben 3 uitsteeksel:

23.Het superiore-bovenste uitsteeksel) dat heet het hoornvormige kraakbeen (23).

25. Het mediale of vocale uitsteeksel (25) geeft de aanhechting van de echte stembanden.

24.Het laterale of musculaire - spiervormige)proces (24) geeft de aanhechting van de achterste

13-14. crico-arytenoide spier (13 en 14) Tussen het hoornvormige kraakbeen en de achterkant van de zegelplaat/achterlaag van het ringvormige kraakbeen (cricoid) loopt een Y-vormig ligament, bekend als het cricocorniculate ring-hoornvormige) ligament, en dat draagt een klein kraakbeenachtig knobbeltje:

12.het interarytenoide kraakbeen/ bij de verbinding of de onderste steun(12) met haar

10. 2 bovenste takken (10)


Het strotklep kraakbeen (1) is met haar steel (vergelijk een blad met haar steel of stengel) bevestigd aan het achterdeel van het stevige hoek van de schildklierlagen. Aan de zijkanten zien we de bevestigingen via de 2 arytenoide-epiglottis ligamenten( 9 ) aan het hoornvormig kraakbeen (10 Yen 8). OP figuur 67 zien we op

16. De recht laterale zijkant crico arytenoide spier, en die loopt tussen het spieruitsteeksel van het arytenoide en de voorrand van het cricoid en de rechter cricothyroïd spier (17).

17.En die loopt van de onderrand van het cricoidkraakbeen en de voorrand van het cricoid.


Klik op een plaatje om te vergroten.


De pijl geeft de inlet aan van de larynx(= het strottenhoofd). Deze inlet wordt van voren en boven begrensd door het strotklepje (1) , aan de zijkant door de aryepiglottische plooien en de aryepoglottische spier(19). Van onderen wordt de inlet begrensd door het hoornvormige kraakbeenderen verbonden door de cricocornulate ligamenten 10, die van achteren versterkt worden door de dwarse vezels van
18. De interarytenoide spieren. De zijkanten van deze inlet worden gevormd door de oppervlakkige vezels van de thyroarytenoide spieren ( 20) .


Klik op een plaatje om te vergroten.


Op afbeelding 67 zien we de larynx gewoon open zoals bij een inademing.
Strotkleptrechter of aryepiglottische sphincter.
Deze spieren bepalen met elkaar de vorm van de aryepiglottische sfincter, de strotkleptrechter.
Je kunt dit mechanisme zien als een soort langwerpige doos, die verwijd kan worden en vernauwd. Van onderen altijd wijder als van boven.
Zoals op 62.2. beschreven wordt de doos kleiner en nauwer bij hoog zingen of hoog spelen en hij wordt wijder bij het lage zingen (spreken) en spelen.

Tegelijkertijd zal het strottenhoofd in zijn geheel omhoog worden getrokken door allerhande spieren die vanaf het tongbeen naar beneden lopen. Het tongbeen op haar beurt wordt dan weer omhooggetrokken door spieren van de onderkaak, het verhemelte, en het processus styloïdeus van de onderkant van de schedel.

Bij lage tonen is het juist omgekeerd , het strottenhoofd wordt omlaag bewogen door spieren vanaf het borstbeen, sleutelbeen en zelfs schouderblad.
Bij zacht zingen of spelen staat er natuurlijk minder spanning op alle strottenhoofdspieren als bij hard zingen of spelen.

Fig. 69.

Slikmechanisme.
De stemspleet wordt gesloten.
Het strotklepje word omlaag en naar achteren getrokken naar de hoornvormige kraakbeenderen door de

19. aryepiglottische spieren (lange kromme witte pijl) en

20. de thyroarytenoide spieren.( Zie de zwarte pijltjes.)
Voedsel glijdt langs de voorbovenkant van het strotklepje de ingang van de slokdarm binnen, die achter het ringvormig kraakbeen lig

De gesloten stemspleet.


Figuur 67
Klik op een plaatje om te vergroten.


De gespannen stembanden bij spreken of zingen.
Gezien vanaf de voorkant en linkerzijde (fig.70) ligt het arytenoide kraakbeen over het gewrichtsfacetje (21) van de signet platte/ gezegelde kraakbeenlagen van het cricoid (7).
De cricothyroid spier spant de stembanden en is de belangrijkste spier in het spraak – en zang gebeuren.

2. de zichtbare achterrand van het schildklierkraakbeen. De voorrand wordt verduisterd/verborgen/uit het zicht gehouden door
3. de ‘schuine lijn’

23. hoornvormig kraakbeen, of bovenste uitsteeksel is één van de 3 uitsteeksels van het arytenoide kraakbeen.


Uit de onderstaande afbeelding blijkt de embryologische nauwe relatie tussen diafragma en de tong.
Later, in het volledig ontwikkeld stadium, postnataal, is er nog steeds een verbinding maar dan indirect via de fasciae.
De tong hecht niet letterlijk aan het diafragma, maar de relatie wordt wel DIRECT genoemd, door de fasciale verbindingen beschouwt men deze fasciale relaties tussen de structuren als een directe.
Zoals beschreven in hoofdstuk 62.2 kan men een direct verband vaststellen tussen de beweging van de tong, het strottehoofd en de diafragmale ademhaling en bewegingen.


Klik op een plaatje om te vergroten.


62.2 Slotkleptrechter