10 - Het mondstuk
Hoofdstuk 10 - Paragraaf 5
10. Het mondstuk

10.5 Trechter/ketelvorm

De luchtwervelingen die direct achter de lippenspleet ontstaan, zijn niet goed gestructureerd in een zekere regelmaat, maar opgesplitst in krullen en wervelingen. Pas als de luchtstroom tegen een scherpe rand wordt aangeblazen, ontstaat door het Edge tone principe, zoals in de boring van het mondstuk, regelmaat en manifesteert de boring zich met het straal- en wigprincipe als toongenerator (E.G.Richardson). Daarom ontstaat in een trechtermondstuk, zoals bij de waldhoorn en flugelhorn, een zachtere, meer fluweelachtige toon met sterker klinkende lagere boventonen en in een ketelvormig mondstuk een scherpere toon met sterker klinkende hoge boventonen.



Bij trechtervormige mondstukken horen meer conisch uitlopende instrumenten, bij ketelvormige mondstukken meer cilindrisch uitlopende instrumenten.

De breekhoek is de plaats waar de ketel in de kleinste doorlaat overgaat en waar de doorsnede een hoek vertoont die bepalend zal zijn voor het geluid. Een ketelvormig mondstuk heeft een stompe hoek en een trechtervormig mondstuk een scherpere breekhoek. De eerste is boventoonrijk, de tweede boventoonarm. Lees hier meer over in het hoofdstuk over akoestiekleer.


10.5 Trechter/ketelvorm